Als u kijkt naar de publicatiedata van deze en voorgaande posts, ziet u dat ik in feite meteen ben doorgestoomd naar Lyotard. Dat was ook nodig, want deze blog moet dan ook bijna af zijn. Ik heb besloten om toch alle geziene filosofen te bespreken en, net zoals in de module filosofie, sluit Jean-François Lyotard het rijtje af.
Zoals ik al heb doen doorschijnen is Lyotard er in geslaagd mij af te schudden na viertal pagina’s van afmattende achtervolging. Desalniettemin ga ik nog steeds proberen hier een zinvolle (= met betekenis) post over proberen te maken. De nadruk ligt natuurlijk op het proberen.
De laatste filosoof, waar hij uiteindelijk misschien toch thuishoort |
Kort gezegd: om de esthetica te laten bestaan, moeten we binnen de esthetica het mysterie van het smaakoordeel oplossen; zonder dat we terug in een strakke poëtica belanden met een vast canon of in een methodologie van intuïtie, waarin elk oordeel gelijk is en niets betekent. Lyotard denkt dat de ervaring van het sublieme wijst op de onnoembare kracht dat ons smaakoordeel in zijn greep heeft. Dit sublieme kan enkel verklaard worden via een negatieve ontologie (te zeggen wat het niet is). Daarvoor moet Lyotard zich eerst terugplooien op de meest basale besef: het zijn en het niet zijn; en de ziel; het gevoelsdenken beter gezegd, dat hij de anima minima noemt. We bestaan (of zijn er bewust van) omdat we zintuiglijk geprikkeld worden. Tegelijk worden we met onze neus op de feiten gedrukt. Goed, we bestaan, maar we hadden er even goed niet kunnen zijn. Elke keer worden we er aan herinnerd, aan de mogelijkheid van het niets. Om het erger te maken worden we ook bewust van ons beperkte bestaan: we zijn de slaven van onze zintuigen, van onze gegevenheden, van onze buitenwereld. Het bestaan wordt hier beschreven als iets zodanigs pijnlijk dat Houellebecq glunderend de hoek om komt kijken.
Dan, zegt Lyotard, is er een gelijkenis met dit esthetische mechanisme en de structuur van het sublieme. Vanaf dit punt kan ik, en daar ben ik eerlijk over, nog maar moeilijk volgen.
Eens zien wat we tot nu toe hebben. Het sublieme. ‘Bestaat het zelfs?’, is mijn eerste bedenking. Natuurlijk kan het zijn dat ik nog niet ver genoeg gevorderd ben in de tekst om het werkelijk te doorzien. Ik zit misschien halverwege de berghelling en moet hoger zien te raken om het pad te zien dat mij werkelijk tot de bergkam zal leiden.
Als het sublieme inderdaad het sublieme is, waar Kant het over het heeft, ja; dan bestaat het Sublieme wel. Een soort van overweldigend gevoel. Alfred Hitchcocks Vertigo-zoom die alle fundamenten wegslaat en ons een glimp laat zien van het transcendente. We zijn niets, nietige biologische structuren in een reusachtige naar entropie toeschrijdende energiepoel. Alleen heb ik niet het gevoel dat dit het sublieme is waar Lyotard het hier over heeft.
Ik kan u, lezer, weinig bieden op dit moment nietwaar?
Als ik verder lees wordt er wel degelijk gewag gemaakt van de kunst. Ze moet gratie verlenen aan de anima, maar moet wel te verstaan geven dat de ziel ten dode opgeschreven blijft. Ze moet, als een Arc de Triomphe, het feit vereren dat de ziel in de dualiteit van dood en slavernij zit. De kunst moet ons eigenlijk vertellen (of anders; via de kunst kunnen we dit inzien) dat we nog steeds bestaan en is dus de ultieme ervaring die ons bestaan prikkelt. Dat is voor mij genoeg. Hier kan ik op verder. Ik doe nu wat mij goed lijkt. Ik verkies nu om voorgaande strubbelingen niet te verwijderen. Het zijn getuigen van een denkproces, dat voor de weinige lezers misschien de moeite waard is. De poging is iets, de gedachte niets.
Vaak wordt gezegd dat kunst nutteloos is. Maar ziehier! Het zij niet zo!
Besta jij wel? Ben je zeker? Waar ga je het meest comfort en bewijs bij vinden? Bij het bankje in le Musée Rodin of bij het standbeeld Le Penseur? Toch niet bij de struiken die het standbeeld omringen? Nee toch; zij zijn volledig onverschillig. De bank toch minder dan de plant (alhoewel, de bank had even goed een rotsblok kunnen zijn, dat er toevallig lag). Maar het gekunsteld brons, de overduidelijke na-aping van triljoenen cellen, gevormd uit complexe moleculaire structuren (eiwitten) die samen de mens vormen en de boodschap, of boodschappen die dit monument brengt, alle mogelijke interpretaties die het kan geven, alle mogelijkheden die die interpretaties kunnen oproepen? Kun je je het voorstellen? Je had even goed niet geboren kunnen zijn, je had dit even goed niet kunnen zien. Maar toch zie je het; en bijgevolg wat voel je erg bij?. Het volgende moment zou je ook dood kunnen vallen, weet je dat? Je hart kan plots stoppen met slaan en binnen de minuut is je bewustzijn weggevallen. Je verkeert dan in een staat van niets voelen, van anesthesis. Maar nu kan je nog wel waarnemen. Je esthetiseert, beste man! Maar besef je wel dat je niet alles waarneemt. Zie je bijvoorbeeld de infraroodstralen die zo prachtig door het brons heendringen? Nee? Of voel je de trillende moleculen tin en koper die in het binnenste van de figuur in elkaar haken? Je ziet nu maar één kant, maar je ziet de andere niet. Je kunt slechts een tweedimensionaal beeld van Le Penseur hebben en hem bijgevolg nooit echt zien. Frustrerend he? Dat hoort erbij, beste man.
Ga zitten op dat rotsblok of de bank, als dat er nog is. Denk, denk, denk. Je bestaat, echt, je bestaat. Hoe weet je dat zo zeker? Het standbeeld toch? Enkel het standbeeld kon je echt raken, niet de boom, niet de bank. Alleen die gevoeligheid, die onnoembare grijze zone, dat sublieme van het standbeeld kon je er op wijzen dat je echt bestaat. Enkel het standbeeld kon op zere plek slaan, je onttrekken aan de ontkennende wetenschappelijke visie waarmee je naar een boom zou kunnen kijken. Het is je anima minima zich op het brons heeft gegooid, die zich aan het brons heeft gegeven. Het standbeeld is subliem zoals je dat nu ervaren hebt.
Zeg me nu eens? Is kunst werkelijk nutteloos?
Wat zou je hebben gedaan als ik je in deze afgrond van het niets had gegooid in een bos, of in de sporthal van het Xaveriuscollege? Zou je er even gemakkelijk uit zijn geraakt?
Zo, blijf nog maar even zitten zo; peinzend, ik zie dat je nadenkt. Blijf nog maar even zitten zo, denk er over na. Zie het als een les, een pleidooi voor de kunst. Zie je nu het sublieme nu? Blijf maar even zitten zo op dat rotsblok, misschien verheft een kunstenaar je huidige toestand ooit wel tot kunstwerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten