Volgers

maandag 20 mei 2019

C'est fini, et oui! Een retrospectie.

Nu wordt er ons gevraagd een afsluitende post te schrijven. Het is nu 1 uur na middernacht en het voelt effectief aan als een afsluiter.  Als ik zo terugkijk op de blog die nu bijna voltooid is en mijn map vol onleesbare notities, vol teksten met onderstrepingen en verklarend pijltjes, vol uitgeprinte powerpoints, kan ik moeilijk ontkennen dat ik mij maar weinig heb beziggehouden met de module. De herinneringen aan onze bezoekjes aan de !Kunsthumaniora, de talrijke culturele activiteiten, de lessen, ze zijn er allemaal, in mijn herinneringen.
Ik ga eerlijk zijn, ik heb veel uitgesteld. Op het moment dat de filosofen zich opstapelden, andere vakken kwamen aankloppen en er alweer een zondag was opgegaan aan één of andere tijdrovende activiteit, was het moeilijk om mij nog aan de blog te zetten. Dat is ook de reden waarom we allemaal zo ontevreden zijn over de postsysteem. Het werkte niet echt omdat we er niet constant op bezig waren en niet constant in discussie gingen over filosofische onderwerpen. We kònden het, maar we deden het niet. Wel eventjes duidelijk stellen, ik beschuldig hier niemand, en bovendien, nu kunnen we moeilijk terug. Ik ben zelf een chronische uitsteller dus misschien waren blogs al bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Toch is het een goed idee, en het heeft zeker wel potentieel. Het was vooral een unieke ervaring en daar ben ik blij om.
Als we het nu hebben over de opgedane ervaring, mag ik tevreden zijn. Ik heb een zeer ruime introductie gehad tot de kunstfilosofie. Ik heb me moeten verdiepen in een stuk of zeven filosofen. Ik een tiental culturele activiteiten geweest. Qua “kunstinput” mag ik echt wel tevreden zijn. Dat is ook wat ik altijd zo heb geapprecieerd binnen de module filosofie: je vloekt er het hele jaar lang op en soms heb je echt spijt van je keuze, maar eenmaal het werk gedaan is, ben je zo blij dat je je hebt ingeschreven. De opgedane ervaring van vorig jaar is dit jaar zo nuttig gebleken —ook als speelt serendipiteit zeker wel een rol. Serendipiteit is sowieso leuk; je ontdekt nieuwe verbanden en je beseft elke keer hoe weinig je weet. Deze twee jaar filosofie zullen dit warrige hoofd niet zomaar verlaten.

Als we nu concreet kijken naar de filosofen en kunstfilosofie op zich, merken we dat kunst eigenlijk niet is veranderd; ze is niet anders dan toen ik er tijdens het schrijven van de eerste blogpost over nadacht.  Ze is breed en kent zo veel verschijningsvormen. Ze leent zich tot iedereen die er open voor staat. Ze neemt de juiste, opportune vorm aan. Ze is overal en nergens, ze is opgang en ondergang. Ze is cyclisch en dialectisch. Vandaar ook het gefragmenteerde landschap binnen de filosofen.
Sommigen zeggen dat de kunst een aantal problemen heeft, anderen bewegen juist het tegendeel. De filosofen gaan op elkaar voort of gaan juist tegen elkaar in. Iedereen kan zich uitspreken over kunst, maar niets moet.
Dat is goed, zo moet kunst ook zijn. Bruisend en overal tegelijk. Ze moet problemen en paradoxen bevatten en ze mag ook complex zijn. Ze laat zich niet zomaar een etiket opplakken. Voor een kind is ze simpel en onbegrijpelijk, voor de kunstenaar is ze soms als een sneeuwstorm. Je ziet nog geen meter vooruit, maar tegelijk verdwijnen je voetsporen achter je. In elke richting kan je uitrennen, het maakt toch al niets meer uit. De keuze is aan jou. Je moet alleen wel vooruit, want te lang blijven stilstaan betekent een koude, trage vriesdood. Vul het doek, schilder, boetseer de klei! Speel, acteer, zing! Voorwaarts kunstenaar! Ga mee met die energetische stroom van het leven. 
Ik sluit af met het manifest van het kunstenaarsduo Gilbert & George, waarvan ik vond dat zij de meest elegante was:


“De echte rol van kunst is om nieuwe manieren van begrip en vooruitgang (Progress and Advancement) te brengen. Elke persoon op aarde is het er over eens dat er plaats is voor vooruitgang."


Reactie op Merryl Njimegni - Witloof en Gadamer

Merryl, je hebt eigenlijk een terechte kritiek geformuleerd op de methodologie van Gadamer. De hermeneutici (?) noemen dit dan ook de hermeneutische cirkel. Je kan onmogelijk alle elementen onderzoeken om op basis daarvan een (in het geval van verstaan) interpretatie te kiezen. Je slaagt er niet alleen niet in om oftwel de tekst enkel als geheel te begrijpen oftwel enkel in kleine stukjes, maar je komt telkens uit bij nieuwe teksten en definities, die telkens op eigen beurt vragen om verstaan te worden. Is dit niet altijd het probleem? Je probeert, in ons geval, een definitie van kunst vast te stellen. Vervolgens raak je verstrikt in een moeras van zich steeds verder verwijderende definities. Je moet cultuur verklaren, mens, verstand, gedrag, omgeving, universum, tijd en ga zo maar door. Daarom is beroep doen op andere teksten, andere gedachtengangen zo handig. Je kan zeggen: "deze filosoof zei dit en die filosoof zei dat" en daarmee los je het probleem van de vertakking op.
Daar zijn ze toch maar goed voor, die filosofen.
Nu waar de hermeneutiek goed voor is, is dat ze vaak oproept tot een ontologisch proces van bepaalde zaken. We zagen in de les de ontologie van een kunstwerk en dat heb je hier voor en stuk ook toegepast op Le Chicon. Knap!
Wat ik heb geapprecieerd bij Gadamer, is dat hij ons een goede omschrijving van het kunstwerk heeft gegeven. Het is een intrinsiek onderdeel dat ons in staat stelt de kunst als geheel beter te begrijpen. Ik weet niet of je dat gevoel ook hebt gehad.
In elk geval weet ik één ding zeker: hermeneutiek heeft zijn nut zeker, maar het blijft (zoals in mijn post over Gadamer) een nogal vage tak binnen de filosofie.

Reactie op Sien Laurijssen - Misschien heeft Hegel wel gelijk… of misschien toch niet…

Sien, ben je Collab gaan zien? 
Ik hoop van wel, want dan ben je ten minste een beetje mee met waar ik het over ga hebben. Je zegt dat de toneelstukken je niet hebben geraakt. Voor de drie zusters van Chekhov is dat nog wel te begrijpen, want dat was “gewoon” een klassiek toneelstuk, waar wel meer mensen een afschuw van hebben. Maar dit weekend zag ik Collab en om eerlijk te zijn, dat toneelstuk heeft me geraakt.
Maar niet op de positieve manier. Ik heb mij de hele voorstelling geërgerd aan allerlei aspecten. Het plot, het einde, de clichés, allerlei kleine typische-toneelschool-trucjes die duidelijk zichtbaar waren,... Hier is het ding: ik heb mij de hele avond lang moeten verdedigen en zeggen waarom ik het slecht vond. Sien, geloof mij, als mensen vinden dat iets goed is, is het verdomd moeilijk om er tegen in te gaan. De hele avond lang ben ik feitelijk intensief bezig geweest met de voorstelling: met redenen vinden waarom het slecht was (op een beschaafde wijze natuurlijk) en wat tegenargumenten waren op zaken die mijn tegenspelers opperden. 
Bezig zijn met dat toneelstuk zorgde ervoor dat het zich ging innestelen. Ziezo, het heeft me geraakt.
Het klinkt natuurlijk zeer futiel, maar een toneelstuk kan ook op negatieve wijze indruk maken. Misschien is het ook een kwestie van openstaan. Als je zegt dat elk kunstwerk hetzelfde is, heb je deels gelijk want er zijn verbanden te vinden tussen alle kunstwerken (hetgeen Hegel dan Geest noemt), maar elk kunstwerk is ook verschillend. De betekenis is verschillend, de opzetting is verschillend. De kunst is om elk kunstwerk te zien als een aparte creatie (zoals je alles om je heen niet per se moet zien als een simpele hoop atomen die volgens een bepaalde orde gerangeerd zijn). Hetzelfde geld voor toneelstukken, ook al is dat voor mij medium dat mij minder snel treft of aanspreekt qua kunstfilosofie en esthetiek. Een regisseur legt vaak zijn ziel in het toneelstuk en als het goed is, komt dat ook wel echt binnen. Het is een project dat vaak door tientallen mensen wordt gedragen en daar zie ik de schoonheid al van in. Iedereen heeft er vertrouwen in. 
Als je kan opgaan in een verhaal of tenminste hetgeen je ziet en hoort; als je de scherpe zinnen, de poëtische stellingen kan onderscheiden, de geniale opbouw en symboliek kan doorzien, dan raakt een toneelstuk je diep. 
Een concrete tip: mocht het inderdaad een probleem van motivatie en "het-moet-voor-school" zijn, moet je echt eens proberen met een paar vrienden naar een toneelstuk gaan. De Zomer Van Antwerpen komt er aan en daar is werkelijk van alles te zien. Ik neem je er graag naar mee. Pas wanneer je verrast wordt, doorbreek je het alledaagse en wordt je anima minima aangesproken (denk ik toch) en dat gebeurt wel. Ooit. 
Nu moet je gewoon een ticket kopen.

Contact met de !Kunsthumaniora (1&2)


Een hele tijd geleden zijn we een tweede keer samengekomen, en het is uiteindelijk noodzakelijk  om over onze ontmoetingen te schrijven.
Over onze rondleiding doorheen de prachtige gangen van de !Kunsthumaniora kan ik enkel met bewondering spreken; het is een school waar men echt aanspoort tot creativiteit, een oase van verbeelding.
Als we het daarna hebben over onze eigenlijke ontmoetingen met de leerlingen van de !Kunsthumaniora, kunnen we al meer een filosofische toer op gaan. Ik herinner me de “filodating”  (of philodating?) nog goed.  Daarbij probeerden we met een aantal vragen een eerste filosofische interactie tot stand te brengen. Ikzelf had me gebogen over de vraag: “is design kunst?”. De antwoorden liepen uiteen, verschillend van groep tot groep. Vaak waren mensen in eerste instantie wel van mening dat design effectief kunst was, maar met een voorbeeld van een IKEA-meubel (óók design) bracht ik zulke stelling aan het wankelen. In grote lijnen kwam het er in de meeste gevallen op neer dat de designer zeker wel een kunstenaar was en dat hetgeen hij zelf ontwierp ook wel te beschouwen was als kunst. Alleen kon men de honderdduizenden replica’s van het gedesignde product moeilijk kunst noemen. Hier bevonden zich vaak de tegengestelde meningen. Zoals het vaak gaat binnen de filosofie moesten we toen de timer afliep de onderwerpen weer loslaten, zonder echt dichterbij een antwoord te zijn gekomen.
Na te zijn onderverdeeld in groepjes, werden we aangespoord een eerste verkennende gesprek te voeren over de vraag: ‘Wat heeft kunst nog te zeggen in de 21ste eeuw?’. Ik zat samen met Enak Baeken en Louise De Raet en ons gesprek kan gekenmerkt worden als een druk meanderen doorheen het kunstfilosofische. Van de vraag: “Waarom zouden jullie kunstenaars zijn; waarom zouden mensen nog naar jullie kunst komen kijken?” naar “Wat is jullie kunst eigenlijk?” Tot zelfs een poging de kunst zelf te definiëren. Op een blad heb ik een aantal losse gedachten geschreven, die juist in die vorm ons gesprek kenmerken en relatief getrouw portretteren.
“Kunst is de eigen identiteit zoeken.”
“Kunst zegt iets over de wereld, want men leert verschillende perspectieven kennen.”
“Kunst geeft mij input, het ‘laadt mijn batterijtjes op’”.
“De maatschappij is beklemmend voor de kunstenaar”
Toen ook hier weer ons gesprek werd stopgezet, kon ik zeker wel een potentieel vaststellen, ik denk dat de twee mensen met wie ik samenwerk zeker wel in staat zijn om hun eigen stempel op onze vraag te drukken. Tijdens het groepsgesprek met de hele groep kreeg ik wel het gevoel dat dit voor de meeste groepjes wel gold. Ik was wel verbaasd over de vooruitgang die andere groepjes al hadden gemaakt; er was soms al echt een pad uitgestippeld. Vooral de groepjes die zich al hadden vastgebeten in een vraag (maakt de titel het kunstwerk pas tot een kunstwerk?) waren interessant om aan te horen. Het groepsgesprek was dus zeker een meerwaarde.


Onze tweede samenkomst, was naar mijn mening interessanter, maar van minder nut voor onze groepjes. Met twee andere groepen, samen rond een tafel, vormden we één van de drie kringen waarbinnen elke leerling van de !Kunsthumaniora zijn huidige ideeën over zijn GIP (als ik het goed heb?) uit de doeken kon doen. De meerwaarde aan deze aanpak lag aan het feit dat je in diepte ook bij andere groepjes te horen krijgt wat er zoal rondgaat. Ik zou een reconstructie kunnen geven van wat iedereen zei (ik heb hier een blad vol notities naast mij liggen), maar dat lijkt mij op dit punt vrij waardeloos.
In de plaats daarvan wil ik slechts een aantal zaken vermelden. De anderen bezig horen, de achterliggende ideeën proberen te begrijpen, deed me inzien dat de !kunsthumaniora echt wel sterke en creatieve geesten kweekt. Wij, saaie ASO’ers, zijn (op een paar uitzonderingen na natuurlijk) hier bijna niet toe in staat. De manier waarop je toch een eigen kunstwerk of concept kan verdedigen met argumenten vond ik een vermeldenswaardig inzicht.
Zo’n groepsgesprek was een meerwaarde.
Ik kreeg dus ook te horen wat de ideeën van mijn eigen groepsleden waren, maar het was jammer dat we niet de kans kregen om dit nog verder samen uit te werken. Het bleef uiteindelijk algemeen en oppervlakkig. 
Daarom heb ik besloten het heft in eigen hand te nemen en op een zonnige vrijdagnamiddag (ongeveer  11 uur voordat ik met de school op Italiëreis vertrok) heb ik bij een lekkere pint op het Krugerplein in Borgerhout nog een laatste gesprek gehad met Enak en Louise.
Dat was een absolute meerwaarde en in mijn ogen ook het hoogtepunt van onze samenwerking —tot nu toe althans. We konden in diepte over hun ideeën spreken, maar ook over algemenere onderwerpen. Het was een fijne namiddag. 


Onze samenwerking met de !Kunsthumaniora was zeer vruchtbaar (op meerdere vlakken) en in mijn ogen een unieke ervaring. Hier ben ik zeer dankbaar voor, dat is zeker iets wat ik wil zeggen. Dat alles niet volgens plan (de blogs zelf!) verliep hoort er dan natuurlijk bij. Desalniettemin heb ik de twee keer dat ik in dat prachtige gebouw mocht rondlopen veel bijgeleerd. Dank.

Les Bienveillantes, de Welwillenden, The Kindly Ones. Wat willen we echt?

13 April 2016, Travel Journal of Tim Jacobs

“Auschwitz was marking. It is almost impossible to imagine the situation at the time. Here’s what I wrote immediately after the visit:

Op een grijze dag bezoek ik Auschwitz. Op voorrand genoeg geïnformeerd om het gros [van het onderwerp] te weten.
Ik kan het niet bevatten.

Niet genoeg inlevingsvermogen? 
Of is deze barbarij van zo een niveau dat men het zich niet kan voorstellen?
Auschwitz I bestaat uit mooie bakstenen gebouwen en faciliteiten.
Details verraden de onbegrijpelijke wrede geschiedenis: galgen,  herdenkingsmonumenten,…
Sommige dingen raken mij meer dan anderen. Gaat mijn drempel hoger liggen?
Want ik voel me nu echt afgestompt. Hetgeen diep doordringd [sic] is de foto van een 17-jarige Pool, die glimlacht en die in ’42 gestorven is. 
Ook het feit dat een [Duitse] officier wat levensmiddelen kreeg als hij een aantal mensen in het achterhoofd schoot.

Het tijdstekort is frustrerend. 
Auschwitz-Birkenau is anders. De ruïnes en de weidsheid vind ik minder confronterend; of is het moeheid?
Het grote monument, de barakken en de crematoria zijn beklijvend. Enkel Jozef Mengele haalt woede en angst terug. 
Het feit dat men op de assen van mensen staat wekt afschuw.
Ik besef in de bus dat ik op een plek heb gestaan die een mijlpaal in de geschiedenis vormt; het op industrieel niveau uitroeien van de medemens. Met die gedachte in mijn hoofd zit ik murw geslagen en moe op de bus op weg naar Krakow.”

Naast het feit dat ik na het opnieuw lezen toch wat grimas omwille van mijn vreselijke schrijfstijl en nogal povere bewoordingen, treft mij de oprechtheid ervan; het roept veel herinneringen terug.
Tijdens Les Bienveillantes, of liever gezegd erna, moest ik terugdenken aan de woorden die ik vlak na mijn bezoek aan Auschwitz had opgeschreven. Een soortgelijk gevoel was opgetreden tijdens de voorstelling: afstomping.
Het valt op hoe vaak mensen in het duistere licht van de Holocaust gewag maken over afstomping. Het lijkt te veel te zijn. Vanaf een bepaald punt zit ons hoofd vol en komt elke prikkel binnen door een dikke wattenwolk. Een menselijke reflex, zou je kunnen zeggen en dat is het natuurlijk ook; constant elke input volledig en intens doorleven zou voor elke mens al een ware marteling zijn, maar wie  dan geconfronteerd  met onnoembaar leed (of de herinnering er aan) zou werkelijk onderworpen worden aan onherstelbare schade.
Les Bienveillantes speelt hier op in vind ik. Het enorm controversiële boek van Jonathan Littell, werd al vanaf de eerste recensies in het slechtste geval een verheerlijking van pornografie, wreedheid en de Holocaust genoemd en in betere gevallen, een afstompend boek dat ons inzichten geeft in de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en in een verscheurde geest.

De regisseur van de opera, Hèctor Parra, had kunnen kiezen voor een zeer suggestieve, abstracte voorstelling, gericht op het geestelijke aspect. Hij had de huidige tendenzen van het theater kunnen volgen, maar in plaats daarvan koos hij voor een zeer expliciete, excentrieke, fysieke opera. We snappen waarom. Les Bienveillantes de juiste eer betuigen is de essentie; de bedoeling  van de schrijver over te nemen. Het is graven in de pagina’s, de lezerservaring ontleden. Het is die afstomping opzoeken. Dat te veel, dat onnoemelijk leed van een van ’s werelds vreselijkste gebeurtenissen uitpersen en daarmee een voorstelling overgieten. Letterlijk overgieten. De hele voorstelling gaat schuil onder de kak, de kots en lijkvocht. Alle misselijkmakende doembeelden worden 
opgeroepen. Kleine meisjes die in de dampende drek op de muren tekenen, de sensuele secretaresses die de muren op erotische wijze met stront bestrijken, de protagonist (?) die zich laaft, rondwentelt aan de uitwerpselen. De naakte man die uitgemergeld op de voorgrond ligt, de naakte vrouw die geketend, volledig blootgesteld aan de ogen van het publiek, door alle acteurs wordt aangerand en verkracht. Het bloed dat zich vermengt met de drek waarin papieren, rozen, confetti en sigaretten in verdwijnen, verzwolgen door de Maalstroom. Het is veel om aan te zien. De meeste beelden komen onwerkelijk voor. Dan schrik je ook niet meer van een piano die, de pianist incluis, langzaam onder begeleiding van donkere, agressieve tonen in de hoogte verdwijnt. De matricide dringt maar half door en op het einde steken de beelden van de talrijke lijken nog half uit verdoofde brein van de toeschouwer. 
Dit alles wordt afgewisseld met luchtige, krankzinnige, lichte scenes. De protagonist bijt in een redelijk komische scene in Adolf Hitlers neus, maar dat doet de kijker al lang niets meer.
Je wandelt buiten en je herinnert je in feite maar weinig van de voorstelling. Vooral het tweede en derde kwart ervan zijn vaag. Pas veel later, zoals nu, komen de herinneringen bovendrijven.

Is deze voorstelling te rechtvaardigen? Waren mensen echt aan het genieten van de muziek? Waren er mensen die enkel voor de zang waren gekomen? Die met gesloten ogen zat te luisteren?
Dat betwijfel ik. De muziek werd naar achter gedrongen; het verhaal, het podium domineerde de aandacht. Waarom zijn mensen dan vrijwillig naar deze voorstelling gekomen? Ze houden er maar weinig fijne herinneringen aan over. Toch niet omwille van die perverse tremens et fascinans die kijkfiles veroorzaakt of mensen in de afgrond doet kijken? Misschien uit nieuwsgierigheid voor het verhaal. Ze kenden het niet en wisten eigenlijk niet echt waarvoor ze tekenden, of ze kenden het juist wel en wilden zien hoe het het op scene werd gebracht. Dat is mogelijk. Ik behoor -denk ik- wel tot de mensen die het verhaal niet kenden en ach ja, ik had gezegd dat ik kwam en de recensie zei dat het goed was (wat overigens een niet te onderschatten kracht is binnen de kunstwereld). Stront op het podium? Dat wou ik eigenlijk ook wel eens zien. Ik was nieuwsgierig.

Trouwens, ik wil een theorie naar voren schuiven, al heb ik geen idee of ze zich ook in het volle bewustzijn van Littell en Parra bevond. Dit stuk brengt een boodschap. Begrijp me niet verkeerd, het is geen fabeltje van Jean de la Fontaine met een moraal van het verhaal op het eind (dat zou dan ook een zeer foute indruk nalaten op de toeschouwer), maar hoe je het nu draait of keert, de voorstelling brengt een boodschap. De boodschap van kunst is natuurlijk ontdekt en geïnterpreteerd te worden door de lezer, bezoeker, of het publiek. Als Hegel het heeft over de Geest, als Houellebecq zijn trouwe leerling-dichters er aan herinnert dat het hun taak is de boodschappers van de waarheid te zijn, dan heeft ook Littell met zijn werk een boodschap gebracht. Het fijne (of juist niet?) is nu dat die boodschap, zoals gezegd, van alles kan zijn. Ik kan bijvoorbeeld zeggen: 

De voorstelling brengt eindelijk de gruwelen van de Holocaust terug in het debat. Dat is goed. Juist door zo controversieel en expliciet te zijn, is het geschokte publiek eerder geneigd zijn mening te geven. Het is een nieuwe stap in ons verwerkingsproces als verbrand en schuldig Westen.

De voorstelling waarschuwt ons dat wij mensen, hoe hard wij ook staan op onze vrije wil en redelijkheid, volledig manipuleerbaar zijn en in staat kunnen gesteld worden om de meest vreselijke misdaden te begaan zonder ons achteraf schuldig te voelen (cfr. Hannah Arendt, De Banaliteit van het Kwaad). Juist het wrede en de nietsontziende gevoelloosheid van de voorstelling zal blijven hangen.

De voorstelling geeft ons een uniek inzicht in een mogelijk volledig gemartelde en verscheurde ziel. Kijk en voel mee hoe hij de betekenis moet ondergaan van de executies in de Einsatzgruppen, de moord op zijn vader en moeder, zijn liefde voor zijn tweelingzus en de vreselijke ervaringen in onder andere Stalingrad. Zie hoe het goed mis kan gaan. Voel je nietig, mens.

De voorstelling toont hoe je een gruwelijk verhaal kan vermengen met muziek en zoiets banaals als een opera. Vergeet niet dat dit ook kan.


Pin by Andrew Schnieders on German Expressionism | Pinterest



De mens zal altijd proberen in het kunstwerk een boodschap te ontwaren, ook als de kunstenaar er oorspronkelijk een totaal andere in zag. Zien wij nu het Dadaïsme zoals de dadaïsten het zelf zagen?  Het legt in mijn ogen iets fundamenteels bloot in de mens en dus ook in de kunst. Er moet altijd betekenis in blijven zitten, ook al is de betekenis dat er geen betekenis mag of hoeft zijn. De boodschap moet ook niet per se iets doen met de toeschouwer, ook al doet het dat wel vaak (ontroeren, activeren, overtuigen, herinneren, informeren,..). 
Het concept blijft voor eeuwig vervat in het materiële. Zoals mijn groepslid Enak Baeken het zo mooi stelt: we houden niet van nutteloosheid, betekenisloosheid en daarom is kunst maar weinig zonder betekenis. 


Om het voorbeeld van hierboven te hernemen, de voorstelling betekent al deze boodschappen en nog veel meer, maar betekent uiteindelijk ook niets. In het volle bewustzijn dat ik het volledig bij de haren sleep wil ik deze post (en voorgaande redenering) dan toch afsluiten met: Het absolute weten vergt het voltooide nihilisme.

zondag 19 mei 2019

Le Dernier Philosophe, Post-Modern, Post-Cognitief (of hoe ik plots met mijn hoofd bijzonder hard tegen een bijzonder harde muur liep en toch tot bepaalde inzichten kwam)


Als u kijkt naar de publicatiedata van deze en voorgaande posts, ziet u dat ik in feite meteen ben doorgestoomd naar Lyotard. Dat was ook nodig, want deze blog moet dan ook bijna af zijn. Ik heb besloten om toch alle geziene filosofen te bespreken en, net zoals in de module filosofie, sluit Jean-François Lyotard het rijtje af.
Zoals ik al heb doen doorschijnen is Lyotard er in geslaagd mij af te schudden na viertal pagina’s van afmattende achtervolging. Desalniettemin ga ik nog steeds proberen hier een zinvolle (= met betekenis) post over proberen te maken. De nadruk ligt natuurlijk op het proberen.

How French “Intellectuals” Ruined the West: Postmodernism ...
De laatste filosoof, waar  hij
uiteindelijk misschien toch thuishoort
Kort gezegd: om de esthetica te laten bestaan, moeten we binnen de esthetica het mysterie van het smaakoordeel oplossen; zonder dat we terug in een strakke poëtica belanden met een vast canon of in een methodologie van intuïtie, waarin elk oordeel gelijk is en niets betekent. Lyotard denkt dat de ervaring van het sublieme wijst op de onnoembare kracht dat ons smaakoordeel in zijn greep heeft. Dit sublieme kan enkel verklaard worden via een negatieve ontologie (te zeggen wat het niet is). Daarvoor moet Lyotard zich eerst terugplooien op de meest basale besef: het zijn en het niet zijn; en de ziel; het gevoelsdenken beter gezegd, dat hij de anima minima noemt. We bestaan (of zijn er bewust van) omdat we zintuiglijk geprikkeld worden. Tegelijk worden we met onze neus op de feiten gedrukt. Goed, we bestaan, maar we hadden er even goed niet kunnen zijn. Elke keer worden we er aan herinnerd, aan de mogelijkheid van het niets. Om het erger te maken worden we ook bewust van ons beperkte bestaan: we zijn de slaven van onze zintuigen, van onze gegevenheden, van onze buitenwereld. Het bestaan wordt hier beschreven als iets zodanigs pijnlijk dat Houellebecq glunderend de hoek om komt kijken.
Dan, zegt Lyotard, is er een gelijkenis met dit esthetische mechanisme en de structuur van het sublieme. Vanaf dit punt kan ik, en daar ben ik eerlijk over, nog maar moeilijk volgen. 

Eens zien wat we tot nu toe hebben. Het sublieme. ‘Bestaat het zelfs?’, is mijn eerste bedenking. Natuurlijk kan het zijn dat ik nog niet ver genoeg gevorderd ben in de tekst om het werkelijk te doorzien. Ik zit misschien halverwege de berghelling en moet hoger zien te raken om het pad te zien dat mij werkelijk tot de bergkam zal leiden. 
Als het sublieme inderdaad het sublieme is, waar Kant het over het heeft, ja; dan bestaat het Sublieme wel. Een soort van overweldigend gevoel. Alfred Hitchcocks Vertigo-zoom die alle fundamenten wegslaat en ons een glimp laat zien van het transcendente. We zijn niets, nietige biologische structuren in een reusachtige naar entropie toeschrijdende energiepoel. Alleen heb ik niet het gevoel dat dit het sublieme is waar Lyotard het hier over heeft.


Ik kan u, lezer, weinig bieden op dit moment nietwaar?

Als ik verder lees wordt er wel degelijk gewag gemaakt van de kunst. Ze moet gratie verlenen aan de anima, maar moet wel te verstaan geven dat de ziel ten dode opgeschreven blijft. Ze moet, als een Arc de Triomphe, het feit vereren dat de ziel in de dualiteit van dood en slavernij zit. De kunst moet ons eigenlijk vertellen (of anders; via de kunst kunnen we dit inzien) dat we nog steeds bestaan en is dus de ultieme ervaring die ons bestaan prikkelt. Dat is voor mij genoeg. Hier kan ik op verder. Ik doe nu wat mij goed lijkt. Ik verkies nu om voorgaande strubbelingen niet te verwijderen. Het zijn getuigen van een denkproces, dat voor de weinige lezers misschien de moeite waard is. De poging is iets, de gedachte niets.


Vaak wordt gezegd dat kunst nutteloos is. Maar ziehier! Het zij niet zo! 

Besta jij wel? Ben je zeker? Waar ga je het meest comfort en bewijs bij vinden? Bij het bankje in le Musée Rodin of bij het standbeeld Le Penseur? Toch niet bij de struiken die het standbeeld omringen? Nee toch; zij zijn volledig onverschillig. De bank toch minder dan de plant (alhoewel, de bank had even goed een rotsblok kunnen zijn, dat er toevallig lag). Maar het gekunsteld brons, de overduidelijke na-aping van triljoenen cellen, gevormd uit complexe moleculaire structuren (eiwitten) die samen de mens vormen en de boodschap, of boodschappen die dit monument brengt, alle mogelijke interpretaties die het kan geven, alle mogelijkheden die die interpretaties kunnen oproepen? Kun je je het voorstellen? Je had even goed niet geboren kunnen zijn, je had dit even goed niet kunnen zien. Maar toch zie je het; en bijgevolg wat voel je erg bij?. Het volgende moment zou je ook dood kunnen vallen, weet je dat? Je hart kan plots stoppen met slaan en binnen de minuut is je bewustzijn weggevallen. Je verkeert dan in een staat van niets voelen, van anesthesis. Maar nu kan je nog wel waarnemen. Je esthetiseert, beste man! Maar besef je wel dat je niet alles waarneemt. Zie je bijvoorbeeld de infraroodstralen die zo prachtig door het brons heendringen? Nee? Of voel je de trillende moleculen tin en koper die in het binnenste van de figuur in elkaar haken? Je ziet nu maar één kant, maar je ziet de andere niet. Je kunt slechts een tweedimensionaal beeld van Le Penseur hebben en hem bijgevolg nooit echt zien. Frustrerend he? Dat hoort erbij, beste man. 
Ga zitten op dat rotsblok of de bank, als dat er nog is. Denk, denk, denk. Je bestaat, echt, je bestaat. Hoe weet je dat zo zeker? Het standbeeld toch? Enkel het standbeeld kon je echt raken, niet de boom, niet de bank. Alleen die gevoeligheid, die onnoembare grijze zone, dat sublieme van het standbeeld kon je er op wijzen dat je echt bestaat. Enkel het standbeeld kon op zere plek slaan, je onttrekken aan de ontkennende wetenschappelijke visie waarmee je naar een boom zou kunnen kijken. Het is je anima minima zich op het brons heeft gegooid, die zich aan het brons heeft gegeven. Het standbeeld is subliem zoals je dat nu ervaren hebt. 
Zeg me nu eens? Is kunst werkelijk nutteloos?
Wat zou je hebben gedaan als ik je in deze afgrond van het niets had gegooid in een bos, of in de sporthal van het Xaveriuscollege? Zou je er even gemakkelijk uit zijn geraakt?

Zo, blijf nog maar even zitten zo; peinzend, ik zie dat je nadenkt. Blijf nog maar even zitten zo, denk er over na. Zie het als een les, een pleidooi voor de kunst. Zie je nu het sublieme nu? Blijf maar even zitten zo op dat rotsblok, misschien verheft een kunstenaar je huidige toestand ooit wel tot kunstwerk.


De ludo et arte: Gadamer


Nu resten ons slechts twee filosofen: Gadamer en Lyotard. Aangezien menig persoon (waaronder ikzelf) verloren schijnt te lopen in Lyotards cryptische  teksten, en een filosofische benadering van zijn ideeën dus tot een half afgewerkt of gewoonweg vaag product zal leiden, verkies ik hem als laatste te verwerken (Sam Dillemans zegt zo mooi: ge moet gene halve zijn, ge moet proberen nen hele te zijn). Dan nog liever de hermeneutiek van Gadamer. 

Gadamer vind ik een fijne filosoof. Hij wist zich, in tegenstelling tot Heidegger, buiten de zeer pijnlijke nazi-kwestie te houden. Hij leefde van 1900 tot 2002 wat maakt dat hij in drie verschillende eeuwen heeft geleefd. Weinigen kunnen hem dat nadoen. Als kers op de taart: hij schreef (onder andere) over kunst.
Hans-Georg Gadamer
Hans-Georg Gadamer

Hoewel duidelijk wordt gesteld dat hermeneutiek vooral is gericht op de werking van teksten, kan men uiteindelijk ook wel een link met kunst leggen. Het gaat er hem vooral om dat wanneer men een tekst leest, men niet alleen in de context van de tekst leest, maar ook in de eigen tekst. De voorafgaande ervaring, eigen inzichten en ethische waarden, de leesmentaliteit (om te ontspannen, om te studeren,…), enzovoort, maken dat de lezer tijdens het lezen niet alleen de ander (de schrijver en de boodschap van de tekst) begrijpt, maar ook zichzelf.
Wat ik interessant vind is dat hermeneutiek is gericht op  andere verklaringen en inzichten te verschaffen dan een wetenschappelijke benadering. Ze wijst ons op de grenzen van de wetenschappelijk blik. Hermeneutiek is eigenlijk gewoon een andere methodologie die zich leent op het gebied van de menswetenschappen, die in het algemeen als minder behapbaar voor de (wiskundige en “objectieve) wetenschappen worden voorgesteld.
De kern van hermeneutiek ligt in het verstaan, dat als een van de belangrijkste fundamenten wordt beschouwd van het existentialisme. Dit betekent dat hermeneutiek zich voor een stuk toespits op de ontologie (de zijnsleer). Van daar uit belanden we al gemakkelijk bij de ontologie van het kunstwerk, wat eigenlijk exact is wat we zoeken.
Gadamer vergelijkt die ontologie graag met een spel. Dat vind ik op zich al een treffende vergelijking. Hoe meer ik er over nadenk hoe meer kunst doet denken aan spel. Waar is de grens tussen het kladderende kind (dat wel degelijk weet waar het mee bezig is), dat schildert als tijdverdrijf en de beginnende kunstenaar, die bezig zijn eerste tentoonstelling voor te bereiden. De ernst misschien? Maar kan een spel ook niet pure ernst zijn? Als we de gespannen gezichten van het publiek in een voetbalstadion vlak voor het begin van een beslissende match, schijnt mij toe dat weinigen van die mensen in staat gaan zijn te relativeren (Huh, wat is relativeren?, vraagt de hooligan) en te zeggen: ach het is maar een spelletje. 
Als we kijken naar Niki de Saint Phalle die zich bezig hield met ballonen vol verf voor een wit canvas stuk te schieten, komt ook de sfeer van spel bovendrijven. Spel is ook maar tijdverdrijf, een manier van onze vrijheid, onze vrije tijd te beleven; exact zoals de (vrije) kunst.
Is de hele huidige kunstwereld niet een groot (bijzonder lucratief) spel? De concurrentie tussen kunstenaars, de spanning op kunstveilingen, de grote kunstverzamelaars —waar zijn de postzegels of pokémonkaarten gebleven vraagt u?. 
Voor pakweg basketbal geldt hetzelfde: concurrerende clubs, de spelertransacties, de grote wedstrijden,…
Binnen de ontologie van het kunstwerk zelf kunnen we ook parallelle lijnen trekken.
Gadamer heeft het over “doelloze redelijkheid”, “beweging omwille van de beweging zelf”, “voortdurende herhaling”, “de invloed op de ‘deelnemers’”, “verandering in gestalte”. Zonder er echt op in te willen gaan, wil ik (op dit moment terugkijkend op mijn notities) wel stellen dat veel elementen effectief ook terugkomen bij kunstwerken. Ik denk dat Gadamer hier een terechte vergelijking heeft gemaakt. De mens creëerde spel en kunstwerk en die gemeenschappelijke oorsprong verklaart hun verband. In de les legden we ook een verband met het feest, maar we zouden ook kunnen verdergaan met bijvoorbeeld literatuur (terug naar de oorsprong van hermeneutiek), rituelen,…
The Chess Board - Victor Vasarely - WikiArt.org ...
Chess Boards, Vasarely
Natuurlijk is het niet de bedoeling denigrerend te zijn over kunst. Ik denk dat we Chess Boards(!) van Victor Vasarely of Vijf Manier Om een Mens te Doden van Herman de Coninck moeilijk kunnen vergelijken met een partijtje bowling of een uurtje Uno spelen. Het maken van een kunstwerk is zeker wel een ingrijpender en ook de behandeling en het statuut ervan verschilt veel meer. Ook de manier waarop de maker/speler terugkijkt op zijn creatie verschilt. Dat neemt niet weg dat er over het algemeen gelijkaardige tendenzen terugkomen. Het spel is gewoon een handig raampje van waaruit we een kunstwerk goed kunnen definiëren of beschouwen. Een kunstwerk heeft ook regels (bv. Een titel), heeft een speelruimte (het gallerijtje, of de dimensies van het kader), er zijn oneindig veel mogelijkheden qua verschijningsvorm, kunst heeft vaak wel een impact op de deelnemers (anderzijds: wat niet?), en kunst verschijnt telkens anders aan de toeschouwer.
Bij overlappende gebieden, zoals artistic video games (bv. Red Dead Redemption 2) voelen we dat er sowieso een enorm grote grijze zone is tussen kunst en spel.

We hebben feitelijk bijgeleerd over het concept kunstwerk. Dat is goed.
Hermeneutiek blijft in mijn ogen nog steeds een nogal obscuur deel van de menswetenschappen, ik heb wat moeite met het te bevatten, maar concreet heeft het ons genoeg opgeleverd om verder te kunnen. 
Daarom: voorwaarts!

zaterdag 18 mei 2019

Houellebecq, De mogelijkheid van een kunstinzicht? (ft. Sam Dillemans)


Ik vind het een aangenaam idee om vanuit Nietzsche terecht te komen bij Michel Houellebecq, waarvan ik vind ze ergens gemeenschappelijk grond delen.
More reviews of Houellebecq's "Submission", by Steve ...Laat ik eerst stellen dat ik enorm heb genoten van het essay dat we hebben mogen lezen: Leven, schrijven, lijden • methode (of in het frans: Rester Vivant: methode). Ik kon het cynisch/sarcastische uitdrukkingsvermogen en de fantastische inzichten enorm smaken.
Houellebecq richt zich in dat essay op de dichters en dus op zichzelf. Hij schreef namelijk zelf een reeks poëziebundels. Als we hier iets willen uithalen op vlak van kunstfilosofie zullen we het dus altijd moeten vertalen vanuit de dichtkunst. Tegelijkertijd besef dat ik dat er op deze blog tot nu toe bedroevend weinig is verschenen over de dichtkunst, dus is dit de perfecte gelegenheid.
Houellebecq vertrekt vanuit het lijden. Hij begint met een soort manifest over het lijden. Hij plaats het lijden als een soort oerkracht die ons hele universum orchestreert.  
Hou ook in gedachten dat dit alles te interpreteren is als een soort hyperbool, een schertsende (met cynische ondertoon) schijn-serieuze gedachtengang. 
Daarna verbindt hij de dichtkunst in de lijn van het lijden. Van dat punt wordt het een echte instructiebundel voor de dichter. Daarbij wordt er vooral gewerkt rond het beeld van de lijdende dichter, een misbegrepen individu, een mislukkeling, een soort ascetische kluizenaar binnen (of net op de rand van) de maatschappij. Feitelijk komt het beeld overeen met een soort modern, donkerder en minder dramatisch, overdreven 18de eeuws romantisch dichtersideaal.
De dichter wordt aangespoord te dansen op de rand van een overstelpend lijden, dat een totale verlamming en dood tot gevolg kan hebben. Hij moet juist genoeg zelfhaat hebben, juist genoeg steun in zijn omgeving, juist lang genoeg leven om iets van gedichten te brengen. Het water moet hem constant aan de lippen staan. Houellebecq stelt dat dan pas waarachtige dichtkunst tot uiting komt. 
Hoe ongemeend Houellebecq het ook heeft geschreven, toch herkennen we er zaken in. Het lijden is in de eerste plaats niemand vreemd. Ook het ideaal van de gepijnigde kunstenaar herkennen we wel.
We zouden kunnen refereren naar Picasso (de années bohémiennes in Parijs) en natuurlijk ons lichtend voorbeeld Van Gogh, maar daar hebben we het al genoeg over gehad.
We zagen tijdens de lessen een documentaire over Sam Dillemans (als aanvulling op Nietzsche) en nu zie ik veel ook veel van Houellebecq terugkomen. Ik zal ook proberen via Sam Dillemans de link tussen Nietzsche en de fransman uit te leggen.
Sam Dillemans past redelijk goed in het type van de marginale, ascetische kunstenaar, die zich volledig toespitst op de kunst. Ook al heeft hij al een zekere status bereikt, schijnt hem dat minder te interesseren. Hij verkoopt enkel wanneer hij geld nodig heeft. Hij leeft in een —laten we toch toegeven— zeer armzalig appartement. Afgebladderde muren, overal verf, stinkende sigarettenrook, sommige ruimtes kaal of juist propvol kunstwerken. Het is functioneel, meer niet.
Dillemans is ook zeer zelfbewust en heeft een duidelijke ethiek, vooral zijn bewondering voor Vincent Van Gogh is treffend.
Zien jullie geen gelijkenissen met het “ideaal” van Houellebecq?
Ik wel. Dillemans lijdt, maar roept geen medelijden op. Hij staat sterk in zijn schoenen. Hij bokst, wat zeker getuigt van enige structuur. Hij lijdt, maar hij stelt zich boven dat lijden. 

Ik vind zijn lijden op mentaal vlak dan weer een beter voorbeeld. Als we Dillemans bezig horen over zijn wil om te blijven schilderen (zo lang mogelijk leven om iets van het goddelijke over te erven), om iets van de status van Vincent Van Gogh over te erven, voel ik toch pijn: 
‘Vincent Van Gogh is een vrouw voor mij, één die ik nooit zal krijgen. Ik huil soms over Vincent van Gogh. […] Als Vincent Van Gogh waanzinnig was, teken ik meteen voor de waanzinnigheid.’
Het is een soort van machteloosheid die hij hier doet uitschijnen. Ook dat is lijden. Elke dag leven, principieel als hij is, met het idee dat hij nooit zal kunnen tippen aan de grote meesters, is een bron van pijn. Nu voel ik toch medelijden, of in elk geval een soort amicaliteit.
Hier kan ik een quote van Houellebecq op toepassen: ‘Als u de anderen een mengeling van angstig medelijden en minachting inboezemt, weet u dat u op de goed weg zit. U kunt gaan schrijven.’ De minachting mag hier gezien worden als een soort neerkijken (‘zo zou ik niet willen leven’). Niet per se een agressieve gedachte dus.
Op Houellebecqs weg van lijden komen wij bij Nietzsches kruispunt van ‘hoogste vluchten’. De Kunstenaar met de absolute ideeën. We stellen ons voor dat wanneer men zich ergens volledig in stort, men op bijna alle andere terreinen verlies lijdt. Men geeft veel op, of smacht naar zaken die niet meer te bereiken zijn. Men kan enkel maar vooruit, dieper de berghelling in. Ik heb het gevoel dat Houellebecq ons, in navolging van Nietzsches ideeën, op de mankementen, of beter gezegd: de consequenties, van die ideeën wijst. De hoogste vlucht beweegt zich door een ijle lucht van lijden en inspanning. Maar ver boven ‘de nevelen van onkennis’ ziet men een prachtige zonsopgang en in het verblindende oranjegele licht ontwaart men de onpeilbare flits van de eeuwigheid.

Ik wil alleen nog wijzen op een ander aspect dat Houellebecq naar voren schuift in verband met de taak van de kunstenaar, en bij uitbreiding de kunstenaar.

Kunstenaar Sam Dillemans
“Elke samenleving heeft haar zwakke punten, haar wonden. Leg uw vinger op de wond en druk er hard op. Spit onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de façade. Hamer op ziekte, lelijkheid, verval. Spreek over de dood, over vergetelheid. Over afgunst, onverschilligheid, frustratie, liefdeloosheid. Wees abject, dan bent u waarachtig. […] Als u op onhoudbare tegenstrijdigheden uitkomt, zeg het dan. Want uw diepste missie is het graven naar het Ware. U bent de de doodgraver en u bent het kadaver. U bent het lijk van de samenleving. U bent verantwoordelijk voor het lijk van de samenleving. Allen even verantwoordelijk. Kus de aarde, uitschot!."

De dichter/kunstenaar als bode van de Waarheid, of juist de onderzoeker van het Ware, die met zijn kunstwerken de blik van de toeschouwer verruimt en hem de (mankementen van de) maatschappij toont. Daar zit wel iets in niet. Het heeft dan weer bijna iets Hegelachtigs. Misschien toch geen stof des verledens? 
Vaak zijn kunstenaars en hun kunst goede indicatoren van hoe een samenleving zich voelt, of geven ze juist een goede out of the box-view van hun eigentijdse leefwereld. Natuurlijk stellen anderen dat bijvoorbeeld poëzie tijdloos is; maar ik denk dat we in de gedichten van pakweg Rainer Maria Rilke toch iets terugvinden van de Belle Epoque. Ik denk dat we dit opnemen in onze denkbeeldige portfolio van wat kunst is en wat het kan. 
Zintuigspiegel gericht op het abstracte landschap.

Ik wil tenslotte Houellebecq bedanken voor de meest vermakelijke lectuur van dit semester en hem becomplimenteren om zijn rijke inzichten die hij wist op te slaan in de meest verhelderende teksten; in een duidelijk verstaanbare taal. Dit geheel kan ook nog eens niet serieus genomen worden, zodat hem al helemaal niets meer te verwijten valt —ook al is het ook een boodschap van hoop voor de vastzittende, worstelende dichter. 
Een samenwerking met Iggy Pop voor een (aan het essay) gelijknamige documentaire is in mijn ogen niets anders dan een terechte bekroning van zijn werk. 

Houellebecq is, onbedoeld, toch de waardevolste auteur voor mijn blog geworden.