Volgers

maandag 29 april 2019

Bijdrage aan het werk van Louise De Raet.

Omdat Louise ons wat in duister laat wat betreft haar werk, lijkt het mij opportuun een wat alternatieve opdracht uit te voeren: geen bespreking, maar een bijdrage aan het werk van mijn groepslid. Ik schreef een relatief korte tekst, luisterend naar haar vraag om tekst ter ondersteuning van haar werk. Het kan beschouwd worden als een verhaal dat ten minste een aantal mensen wat tot denken zal aanzetten. Natuurlijk is de link met kunst nooit ver weg (hoe kan het anders, met zo'n blognaam?)

De kunstenaar riep de hemel uit tot zijn kunstwerk. De titel? 37.
Hij sloeg de wereld met verstomming toen hij in alle kranten, tijdschriften, radiouitzendingen en televisiejournaals kalmpjes aankondigde dat hij had besloten 37. op een kunstveiling te verkopen. In een walm van wierook en in een robijnrood gewaad verscheen hij op interviews. Op zijn gezicht waren verschillende ingewikkelde patronen geverfd en in zijn beide wangen had hij piercings. Met een zachte, ongelooflijke lage stem beantwoordde hij afwezig de vragen van de interviewers, alsof hij ondertussen bezig was in een hogere realiteit nieuwe kosmische verbanden te ontrafelen. Maar af en toe sloeg hij zijn ogen op en keek hij recht in de camera en die ogen; ze waren zwarter dan zwart en menige kijker kreeg het gevoel dat hij in het zwart verdronk, zoals een eenzame weerballon in het oog van de orkaan wordt weggezogen en volledige tot niets vergaat;  of zoals een  draaikolk in een kolkende rivier een stuk drijfhout wegzuigt en pas tientallen meters verder weer naar boven laat komen. Zo voelden de mensen zich die in de ogen van de kunstenaar keken en op dat moment geloofden ze hem. Ze voelden dat hij in staat was om zoiets onbevattelijke als de hemel tot de zijne te maken. Met zijn filosofische zegswijzen en spirituele stellingen kon hij ook de meer kritische geesten wat op afstand houden. Enkel in bepaalde kringen was er een hevige weerstand. 
Vele kunstenaars uitten namelijk kritiek op hem, maar ze konden hem niet meer raken; ze zaten vast in hun kleine atelier of konden enkel wat uitvliegen tegen passanten in hun gallerijtjes.
Ook sommige kunsthandelaars keurden af wat hij deed. Als hij nota bene de hemel kon verkopen, wat zat er dan voor hen in? Zij, die in feite bepaalden of een kunstenaar nu wel of geen succes had, zouden toch niet meer au sérieux worden genomen als ze handelden in hemel, de maan of andere belachelijke zaken.
Ook de filosofen waren verontwaardigd. Kwaad schreven ze op hun blogs, columns en dergelijke hoe 37. een nieuwe, duistere fase ging inluiden in het kunsthistorisch besef van de mensheid.
Maar temidden van de kunstenaars gingen de meest begerige van hen nadenken en kwamen tot de conclusie dat het nog niet zo’n gek idee was. Als Malevitsj wit op wit kon slijten bij de kunsthandelaars en Yves Klein een ruimte kon uitroepen tot kunst, zouden zij toch ook wel, mits het in acht nemen van bepaalde redeneringen en regels, zulke zaken kunnen nadoen?
Bij de kunsthandelaars, kwamen de meest op geld beluste mannen in het donker samen. Ze zagen wel het potentieel in van een nieuwe kunstrevolutie, waarin doormiddel van smoezen, droombeelden en ingewikkelde drogreden men zich van alles en nog wat kon toe-eigenen. Het was vuil spel, dat is waar, maar vuil spel verdient dan ook bijzonder goed.
De meest aandachtsgeile filosofen besloten om zich toch in de controverse te storten en juichten luidkeels de ideeën van de kunstenaar toe en kregen zelf eindelijk de interviews en algemene media-aandacht waarvan ze altijd al hadden gedroomd.
Op een druilerige dinsdagochtend klonk de benepen stem van de veilingmeester door de micro en kondigde aan dat 37. officieel was verkocht aan de heer Lloyd, een steenrijke bankier voor de som van 218,46 miljoen dollar. Hij was nu de trotse bezitter van de hemel. Hij lijstte het certificaat van aankoop in en keek dromerig naar de grijze wolken. Daarna liet hij een volledig glazen huis bouwen, zodat hij zijn kunstwerk voortduren kon bewonderen.
Buiten, in de snelle wereld van tegenwoordig, bleef het rustig doorstormen. Op de sociale media ontstond steeds meer een verzuiling van de voor- en tegenstanders van het bestaan van 37. en steeds meer mensen bemoeiden zich met de problematiek. Het debat laaide hemelhoog op toen mijnheer Lloyd een vliegtuigmaatschappij aanklaagde voor het schenden van zijn bezit —een vliegtuig was boven zijn huis gevlogen— en won tegen alle verwachtingen in de rechtszaak. Daarna grepen de overheden in en werd het debat naar een nationaal niveau getrokken. Moest men zulke kunst verbieden, of moest er een wet komen op het dematerialiseren van het statuut van kunst, die alleen gold voor de kunst die niet door de kunstenaar zelf was gecreëerd? Op het moment dat de regeringen licht geïrriteerd besloten een referendum te organiseren om deze vraag voor te leggen aan het volk (bepaalde collectieven van kunstenaars, kunsthandelaars en filosofen waren tegen dit wetsvoorstel in gegaan), kondigde de tweeënveertigjarige kunstenaar Niels Oberskøld aan dat hij het werk Water, Earth and Slight Modesty naar een kunstveiling ging brengen. Het betrof de fjord en aanliggende landtong die vanuit zijn slaapkamer waren te zien in het kleine Noorse dorpje Kåfjords. Daarmee kan gezegd worden dat het hek van de dam was. De media speelde handig in op het onderwerp van controverse dat al maandenlang voor enorme kijkcijfers en algemene aandacht zorgde. Al snel volgde Mohammed Ib’Quali Oberskøld op met الموت للوطن الام (hij riep de Sahara uit tot zijn kunstwerk), die zelf werd nageaapt door Léon Dumarché die zijn vrouw tot kunst uitriep. Geen mens die toegang had tot de nodige internetconnecties kreeg genoeg van het debat en iedereen had wel een mening te verkondigen, want iedereen had wel ergens kunst liggen. Een trotse vader bracht de tekeningen van zijn vierjarige dochter naar de kunstbeurs en een roekeloze zwerver maakte aanspraak op de volledige kluisinhoud van een bank in zijn stad. Het staatshoofd van Soedan riep het naburige Centrale Afrikaanse Republiek uit tot zijn kunstwerk en viel het prompt binnen en ontketende zo het meest bloedige conflict van de voorbije decennia.  De westerse regeringen zaten met de handen in het haar, want het debat werd gekaapt door allerhande opportunistische groeperingen die onder mom van “vrije kunst” op allerlei zaken aanspraak maakten. De Chinese techgiganten verkochten hun waar onder het statuut van kunst en konden zo de strenge invoerrechten van westerse landen omzeilen. Ook een deel van de zuidpool, ondergronds aanwezige aardolie incluis, werd geclaimd door Chili, dat wel geïnteresseerd was in het worden van de machtigste speler in de oliewereld.
En de kunstenaar? Hij werd na drie weken stilte in zijn appartement gevonden, omdat het lijkvocht door de vloer in keuken van de onderburen was beland. Zijn opgezwollen lichaam hing nog steeds aan de keurig geknoopte strop en de rechercheur kon op zijn gelaat duidelijk een grimas van uiterste teleurstelling en desillusie vaststellen. Door de ramen zag de rechercheur tegelijkertijd de enorme massa mensen die op straat kwam om te betogen "tegen kunst en kunstenaars in het algemeen”. In de meeste steden werd die nacht verlicht door de talrijke brandende musea en de grote schilderijverbrandingen die overal plaatsvonden. Het Louvre, het Guggenheimmuseum en consorten werden met de grond gelijk gemaakt door een woedende massa. Een waterig zonnetje belichtte de volgende ochtend het rokende puin van het huis van mijnheer Lloyd.
De eerste ministers, dictators en presidenten haalden in hun kantoren opgelucht adem en durfden eindelijk weer “nee” te zeggen.

zondag 28 april 2019

Hegel, Staub der Vergangenheit?

Georg Friedrich Hegel.

Ondanks al het gezucht en gefrons voelen we dat we onmogelijk om hem heen kunnen. Wie was deze Duitser? Wat heeft hij ons te zeggen over kunst?
Deutschland und die Ostmark: Deutschen Romantik - German ...
We zijn vorige keer geëindigd met ons af te vragen hoe we Plato’s kunstidee misschien beter konden begrijpen. We beseffen namelijk dat het zeer waarschijnlijk is dat we onze kunst totaal anders beleven dan onze goede oude (doch onterecht conclusies trekkende) Griekse vriend. De vraag is dan als volgt: hoe werd de kunst beleefd in de Klassieke Oudheid? (We vergeten hier eventjes dat het slechts gaat om een gratuit idee om van de ene filosoof naar de andere over te stappen)

Het interessante aan Hegel is dat hij enorm veel gezegd heeft over kunst en hij kan ons in feite meteen een antwoord geven op deze vraag (hoera!!).
Eerst een korte uiteenzetting van zijn basisideeën: 
a) Hegel is ervan overtuigd dat hij het hele universum en elke mogelijk concept uiteindelijk in een zaak kan vervatten. We hebben het over de “En panta” (of voor de trotse Grieken onder ons: Ḗv παvτα)-filosofie. Alles in één. Het algemene is vervat in het particuliere en het particuliere schijnt door in het algemene. Binnen zijn filosofie gaat Hegel dus proberen alles te herleiden tot één concept en tegelijkertijd van daaruit alles te begrijpen.
b) Hegel hangt de filosofie van de Geest aan, waarbij we de Geest kunnen definiëren als de eindhalte van het zelfbewustwordingsproces van de mens namelijk bewust worden dat “hij een vrij wezen is. De Geest is iets wat door alles heen schemert en wat we volgens Hegel nog niet hebben bereikt. De mens is dus op weg naar de Geest en Hegel is van mening dat zijn filosofie die Geest volledig blootlegt en dat we dus op dat moment niet meer verder te hoeven zoeken. Ondanks het feit dat dit een nogal egoïstisch idee is; is het misschien nog steeds de moeite om naar Hegel te luisteren.
c) Hegel gebruikt, net als Kant, het dialectische proces, maar heeft het volledig geïmplementeerd in zijn filosofie. Zo ook de evolutie en de geschiedenis van de kunst.
Hegel ziet kunst namelijk als de veruitwendigen van de vrijheid in de zintuiglijkheid, waarbij de vrijheid volledig is: de mens kan elke gedachte opleggen aan de natuur (een schilderij, een beeldhouwwerk, enz.). Hegel plaatst kunst als derde laatste stap voor men het Ev (van de παvτα) bereikt. De kunst is een opstapje voor de religie (waarbij men niet meer vasthoudt aan de materie) dat op zijn beurt leidt naar filosofie waar men een volledig begrip heeft (terwijl men nog binnen de religie gist naar de waarheid).
De geschiedenis van de kunst wordt door Hegel onderverdeeld in drie stappen.

  1. Symbolische kunst. De mens probeert in die fase zich te verzetten tegen de natuur en gebruikt kunst als een manier om onderscheid te maken tussen hem en zijn omgeving. Het zelfbewustzijn (de Geest dus) wordt wel gemystificeerd, waarbij men de eigen verworven ideeën wegsteekt in tradities, folklore en mythes. We merken wel dat er overeenkomsten zijn tussen de visie van Hegel en Plato over de kunst. Ze worden allebei gezien als iets dat minder waard is (Hegel schenkt hoe dan ook meer waarde aan de hogere, meer ontwikkelde kunst) en waar Plato de kunst ziet als iets dat ver van de waarheid is en misschien meer aandacht schenkt aan de natuur (die zuiverdere vormen bevat), kunnen we een analogie trekken met Hegels vaststelling dat kunst zich afzet tegen de natuur. Nog steeds denk ik wel dat Plato niet zo negatief mag staan tegenover de kunst. De mens probeert iets, hij handelt in wat voor hem zeker is. Hegel zelf schijnt vrij onbewogen te staan; hij ziet enkel een noodzakelijk dialectisch proces plaatsvinden
  2. Klassieke kunst. De mens is bewust geworden van zijn verschillen met de natuur en is nu op zoek naar hoe hij zijn eigen ideeën kan opleggen aan de natuur. Zo ontstaat er een drang naar kundigheid en een hang naar perfectie. Hoe verfijnder de kunst, hoe beter. Hiermee ontstaat ook een gevoel voor harmonie, van wat voor de mens misschien het de meest ultieme verschijnings- of bestaansvorm kan zijn.
  3. Romantische kunst. Los van hetgeen we vandaag benoemen als de Romantiek, bedoelde Hegel eerder de kunst die hij om zichzelf heen zag of die hij voorspelde. Hegel heeft het over een kunst waarvan de vorm steeds willekeuriger wordt. De mens heeft begrepen dat hij nooit echt in staat zal zijn om perfectie of het goddelijke af te beelden. In Hegels ogen staat deze kunst (noodzakelijkerwijs) het dichts bij de Geest zelf; de mens is vlakbij de volledige zelfbewustwording. In zijn ogen hoeven we na hem ook geen kunst meer te maken. Enkel nog een kunstwetenschap is nog van belang (het verleden begrijpen).



Hegel heeft  ook een echt werk geschreven over de esthetiek. In zijn inleiding probeert hij te verdedigen waarom men de kunst zou moeten onderzoeken, waarbij hij op die manier ook al uitspraken maakt over kunst. Kunst is volledig vrij (een product van de fantasie), en richt zich op de innerlijke beschouwing. Dat is natuurlijk allemaal goed en wel en het is zeker de moeite om ons af te vragen of we kunst zouden moeten onderzoeken, maar in mijn ogen spreekt Hegel hier naast de kwestie. Voor hem is kunst ‘voorbij' en is iets wat “in de toekomst” door bij wijze van spreken oude mannetjes in musea bestudeerd zal worden. Het komt niet in hem op open te staan voor misschien totaal nieuwe vormen en betekenissen van kunst. 
Door van zichzelf het eindpunt te maken, plaatst hij zichzelf ook in de schaduw. De geschiedenis geeft hem ongelijk en zijn onleesbare boeken kunnen slechts dienen als naslagwerk of, in ons geval, als een vergelijkend werk. Bovendien kruipt Hegel niet genoeg in de huid van de kunstenaar. Voor zover we hem hebben gelezen, blijft Hegel te beschouwend en leeft hij zich niet in in de werkelijke gevoelsmatigheid van die een kunstenaar aan de dag moet brengen. Ook de ijdele poging om alles tot één zaak te herleiden doet afbreuk aan zijn esthetische beschouwingen. De wereld is geen verzameling van concentrische cirkels of oneindig onderverdeelbare driehoekjes, maar een warrig, onoverzichtelijk net van connecties en wederzijdse beïnvloedingen. Hegel heeft onomstotelijk een grote invloed gehad op onze samenleving, filosofie en dus uiteindelijk ook de kunst. Hij is zeker de moeite waard om te bestuderen, maar een compromisloze, strakke filosofie kan men uiteindelijk moeilijk verbinden aan de rondstuiterende, hyperactieve, wervelende kunst. Bovendien doet Hegel oud aan; niet alleen zijn het feit dat hij effectief twee eeuwen geleden zijn ideeën formuleerde en dus de boot miste qua alle nieuwe ontwikkelingen op elk vlak van de beschaving, maar ook komt hij als een oude man over, die misschien zelfs in zijn eigen tijd niet meer volledig mee is met de eigenlijke energetische beweging van dat moment. Het voelt alsof hij slechts over het verleden kan schrijven en niet over zijn heden.
Deze twee aspecten hebben als gevolg dat het beeld dat ik van kunst heb weinig bij hem terugvind. Zowel in de (vage) omschrijving ervan als de betekenis, de waarde van kunst.


Ik heb besloten weinig van Hegels ideeën mee te nemen (of er tenminste weinig op te steunen). Het is af en toe fijn ons in te leven in zijn manier van denken, maar uiteindelijk kan en moet men er ook weer van af stappen.